Voorrangsregel 1
Regel 1:
Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.
Op een gelijkwaardig kruispunt moet je als bestuurder voorrang verlenen aan bestuurders die van rechts naderen. Een voetganger is geen bestuurder. Voetgangers komen wat voor laten gaan betreft, alleen voor in voorrangsregel 2.
De bestuurder van de witte auto moet in deze situatie voorrang verlenen aan de bestuurder van de rode auto. Welke richting de witte of rode auto heen willen rijden maakt geen verschil. De bestuurder van de rode auto krijgt voorrang van de bestuurder van de witte auto.
De regel dat bestuurders voorrang moeten verlenen aan voor hen van rechts komende bestuurders geldt alleen op gelijkwaardige kruispunten. Dat wil zeggen dat deze regels niet gelden bij kruispunten waar de voorrang wordt geregeld door verkeerslichten of verkeersborden en bij kruispunten van onverharde wegen met verharde wegen.
In dit voorbeeld nadert de witte auto een voorrangsweg. Dit is te zien aan het bord met de punt naar beneden met als betekenis: Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg.
De bestuurder van de witte auto moet in deze situatie voorrang verlenen aan de bestuurder van de rode en de bestuurder van de zwarte auto. Welke richting ook gekozen wordt.
In dit voorbeeld nadert de witte auto een voorrangsweg. Dit is te zien aan het rode bord met het opschrift STOP met als betekenis: Stop; verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg.
De bestuurder van de witte auto moet in deze situatie voorrang verlenen aan de bestuurder van de rode en de bestuurder van de zwarte auto. Welke richting ook gekozen wordt.
In dit voorbeeld verlaat de witte auto een onverharde weg.
De bestuurder van de witte auto moet in deze situatie voorrang verlenen aan de bestuurder van de rode en de bestuurder van de zwarte auto. Welke richting ook gekozen wordt.
Let op: In regel 1 gaat de voorrang alleen tussen bestuurders en niet tussen bestuurders en voetgangers!


